Sinds een jaar is Eva Pajkrt hoogleraar verloskunde in het AMC, met als specialisatie prenatale diagnostiek. Door middel van echoscopie probeert ze tijdig complicaties op te sporen, waarvan de belangrijkste vroeggeboorte, groeivertraging en aangeboren afwijkingen zijn. In haar oratie, deze zomer, zei ze dat van de 170.000 kinderen die jaarlijks in Nederland worden geboren er 1.320 rond de bevalling overlijden, relatief meer dan in Noorwegen, Zweden of Denemarken. Het aantal zou volgens haar fors omlaag kunnen als er beter op de ongeboren kinderen werd gelet. Daarom vindt ze dat alle zwangere vrouwen vijf echo’s zouden moeten krijgen: bij 10, 13 en 20 weken, en daarna nog twee om te kijken of het kind goed groeit.
Maar veel vrouwen krijgen die 13-wekenecho niet meer omdat ze sinds kort kunnen kiezen voor NIPT (niet-invasieve prenatale test) in plaats van voor de combinatietest (nekplooimeting door middel van een echo en bloedonderzoek). „Zonde”, zegt Eva Pajkrt, „want je kunt die grote afwijkingen beter bij 13 weken vaststellen dan bij 20 weken, zoals nu. Er is meer tijd om dingen uit te zoeken en meer tijd om te beslissen over afbreking. Ouders die bij 20 weken horen dat het kind een afwijking heeft, vragen terecht of die niet eerder gezien had kunnen worden.”
Bij 13 weken kun je heel goed zien of er grote afwijkingen zijn. Dat zagen we al toen we begonnen om bij kinderen rond de dertiende week de dikte van de nekplooi te meten om het risico op het downsyndroom te meten.” Eva Pajkrt is daar in 1998 op gepromoveerd. „Geen hersenen, geen nieren, een half aangelegd hart, ontbrekende ledematen, een groot buikwanddefect – bij 13 weken haal je die kinderen er zo uit.”
Het hele artikel lees je hier op nrc.nl.